De Pitcairneilanden zijn een groep van vijf eilanden halverwege Paaseiland en Tahiti waarvan alleen het hoofdeiland Pitcairn bewoond is. De eilanden vormen een overzees gebiedsdeel onder soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk.
De eilandengroep ligt in de zuidelijke Grote Oceaan aan het oosteinde van de Polynesische eilanden en vormt het enige Britse territorium in die regio. Het is een van de meest afgelegen plaatsen ter wereld, 5300 kilometer van het dichtstbijzijnde vasteland. Zo'n driemaal per jaar stopt er een schip op weg van Nieuw-Zeeland naar het Panamakanaal om goederen af te leveren die een half jaar ervoor zijn besteld.
De eilanden zijn voor het eerst bewoond rond 800 na Chr. In de 17de eeuw zijn de laatste bewoners gestorven door gebrek aan voedsel, vanwege ontbossing en erosie. De eilanden zijn vooral bekend door het feit dat in een periode in de 18de en 19de eeuw de enige inwoners opvarenden waren van HMAV Bounty die waren gaan muiten tegen hun gezagvoerder. Daarnaast zijn ze bekend, doordat door hun ligging en status als Brits overzees gebied, het altijd ergens dag is in het Britse rijk.
In 2016 telden de Pitcairneilanden 54 inwoners.
Pitcairn werd in 1767 ontdekt en genoemd naar de matroos die het als eerste in zicht kreeg; Robert Pitcairn. In 1790 landde een groep van muiters met het schip de HMAV Bounty. Samen met enkele Tahitianen hielden zij zich hier gedurende achttien jaar schuil voor de Britse overheid. Toen in 1808 het Amerikaanse schip Topaz het eiland herontdekte, bleek dat er nog slechts een muiter (John Adams) in leven was, alsmede een aantal vrouwen van Tahiti en een aantal kinderen. Het enige dorp op het eiland, Adamstown, is naar hem vernoemd.
In 1838 werd de eilandengroep onderdeel van het Britse Rijk, als onderdeel van de Britse overzeese gebieden.
In de loop der jaren werd het eiland enige keren geëvacueerd, maar altijd keerden bewoners weer terug naar het eiland.